Het parlement wil de belastingheffing in de toekomst beter laten aansluiten bij het werkelijk rendement. Dat kan volgens Staatssecretaris Wiebes ook. Hij schetst drie varianten. Het is de bedoeling dat het parlement in 2017 een keuze maakt die in 2018 tot een wetsvoorstel leidt. Wat zijn deze varianten?
Variant A is een vermogensaanwasbelasting op alle vermogensbestanddelen waar de Belastingdienst automatisch informatie over krijgt. Bij bank-, spaartegoeden en overige vorderingen wordt de werkelijke rente belast. Bij aandelen, obligaties en derivaten worden de berekende koerswinst, de rente en de dividenden van dat jaar belast. Voor onroerende zaken en overig vermogen werkt dit niet. De Belastingdienst krijgt daarover niet automatisch informatie. Daarom wordt het inkomen hieruit nog steeds forfaitair bepaald. Dus niet op basis van uw werkelijke rendement.
Variant B lijkt op variant A. Verschil met variant A is dat bij aandelen, obligaties en derivaten de koerswinst pas wordt belast bij realisatie, bijvoorbeeld in geval van verkoop van aandelen. U betaalt geen belasting over papieren winst.
In Variant C wordt het rendement voor elke vermogenssoort jaarlijks achteraf forfaitair vastgesteld. Uw vermogen aan het begin van het jaar wordt toegerekend aan de bestanddelen spaargeld, aandelen, obligaties, onroerend goed en overig. Na afloop van het jaar wordt bij u forfaitair het gemiddelde (macro) rendement op ieder van die bestanddelen toegepast.
Vanwege de uitvoerbaarheid lijkt er een voorkeur te zijn voor variant C. Maar het politieke spel moet nog beginnen.