Zoals u weet, ligt de belastingheffing over vermogensinkomsten onder vuur. Er lopen veel proefprocedures tegen deze heffing in Box 3, die uitgaat van een 4%-rendement op risico-arme beleggingen. Deze heffing zou strijdig zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Hoe is de tussenstand bij deze proefprocedures?
Een belastingplichtige die met zo’n zaak naar de belastingrechter gaat, moet aannemelijk maken dat over de gehele breedte van het palet aan risico-arme beleggingen een langjarig rendement van 4% per jaar onhaalbaar is geworden. Voor de belastingjaren tot en met 2014 heeft nog geen belastingplichtige een rechter daarvan kunnen overtuigen. De eerste uitspraken over 2014 komen nu naar buiten. Volgens een rechtbank moet, meer specifiek, bewezen worden dat er een periode van ten minste tien aaneengesloten jaren is verstreken, waarin het rendement op risico-arme beleggingen (zoals staatsobligaties van landen met een hoge kredietwaardigheid) telkens lager is geweest dan 4%.
Tip: De strijd is nog niet gestreden. De hoogste rechter komt nog aan het woord.