De heer en mevrouw Blauw hebben een restaurant in een eigen pand. Ze willen per 1 november stoppen met hun bedrijf en het pand vanuit privé gaan verhuren. Op 27 oktober sluiten ze een zeer lucratieve verhuurovereenkomst voor het pand die op 1 november ingaat. Er ontstaat discussie met de Belastingdienst over de waarde van het bedrijfspand op 31 oktober. Op die datum gaat het pand van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen. Belastingheffing over een waardeverschil van € 250.000 staat op het spel.
De adviseur van de familie Blauw bepleit dat de gesloten huurovereenkomst niet representatief is voor de markt. De huur is erg hoog, omdat de huurder de overeenkomst eenzijdig kan opzeggen, zeer snel over het pand wilde beschikken en een overeenkomst wilde voor vier in plaats van de gebruikelijke vijf jaar. De rechter gaat hierin mee. Het gaat om de waarde in vrije onverhuurde staat per 31 oktober. De mogelijkheid van reguliere verhuur tegen een marktprijs is daarin verdisconteerd. De adviseur heeft zo belastingheffing over € 250.000 stakingswinst voorkomen.